Over horloges en andere existentiële kwesties.

Vrijdagochtend, tien voor acht. Terwijl ik vecht met de kousenbroek van mijn dochter, ineens dit:

– Kijk eens, papa. Ik heb een horloge aan!
– Ik zie het. Dat is mijn horloge.
– Zit er in die horloge ook een batterij?
– A ja natuurlijk, want niks werkt vanzelf he. Dingen die bewegen, of geluid maken, of dingen met lichtjes hebben vaak een batterij.
– En mensen? Hebben die ook een batterij?
– Mensen hebben een hart. Dat is ook een soort batterij.
– En is die soms ook plat dan?
– Als je genoeg rust, gaat die niet zo snel plat. Alleen als je heel erg oud bent.
– En dan ga je dood, zoals den ouden bompa. Want die was héél erg oud he.
– Ja, da’s waar. Die was echt oud.
– Wie heeft ons en de dieren eigenlijk gemaakt?

*Stilte*

– Wij zijn gewoon zo gegroeid.
– A ja, want toen ik klein was, werd ik ineens geboren en nu ben ik ook al groot.
– Zo is het.
– Mag ik die horloge meenemen naar school?
– Nee.

Kinders, gotta love ‘em.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *